Winterzon

Op de Mont Blanc staan ze in de rij om de top te kunnen bereiken. Vijfentwintigduizend mensen per jaar, wachtend in de vrieskou op hun beurt. Ook in de skigebieden staan rijen. Voor de skilift. Voor het après skidrankje aan de bar. Voor de bus. Voor het aanmeten van skischoenen en ski’s. Voor het loket van de Eerste Hulp met een gebroken been.

Wie ’s winters kiest voor zuidelijke zon staat nergens in de rij. De zon schijnt op bergtoppen en in dalen, op stranden, zee en op de olmen van het dorpsplein.

Er is zo’n mooi citaat van de Schotse schrijver Samuel Smiles dat luidt: ‘De hoop is als de zon die, als we er naartoe reizen, de schaduw van onze last achter ons werpt.’

En zo is het. Als sneeuw voor de zon verdwijnen weemoedigheid en dagelijks leed. Toegegeven, met de klimaatwisselingen wordt het ook steeds warmer in eigen land (dus waarom naar elders reizen?), maar wie hier dan verkoeling zoekt aan de kust, krijgt fileleed op z’n pad en overvolle treinen. Rijden wordt rijen.

Ik ben dol op winterzon. Zoveel fijner dan zomerzon. Van winterzon wordt een mens niet loom, maar juist actief. Althans ik. Mijn ideale winterzonvakantie gaat zo: vroeg op (luieren is voor de namiddag, als de valavond de hemel kleurt), een goed ontbijt (liefst plaatselijk getint, in Spanje chorizo in the morning please, in Marokko graag knapperig msemmen met een lik amlou, reizen is immers nippen aan andere culturen, daar kun je niet vroeg genoeg op de dag mee beginnen), en dan pas besluiten wat te doen. Een vroeg marktbezoek in een naburig dorp, een dagtocht ergens heen, naar een oud paleis in een palmrijk park, of naar opgegraven mozaïekvloeren met uitleg van een gids. Leren hoe het vroeger was. 

Of toch eerst een koude duik (liefst in een golvende zee, maar dat is persoonlijk, ik reis altijd met iemand die zwembaden prefereert, dus idealiter kiezen we een zwembadhotel aan zee)? In ieder geval is de ochtend om iets te doen.
Dan lunch onderweg aan een drukke boulevard, of ergens in een hectische medinasteeg. Ik hou van lunch met reuring en gedoe om me heen. En met wijn. En een mij onbekend streekdigestief toe. Dan terug naar het hotel (don’t drink and drive, huur een chauffeur), kopje roomservicethee op het privéterras van de suite (‘if applicable’, zegt de stewardess altijd over het wegklappen van het voetenbankje bij de vliegtuigstoel, indien van toepassing dus) en dan stil wachten tot de zon de dag verlaat.

Dat wachten verloopt starend bij mij. Staren is een veronachtzaamd goed. Staren legt je hersenen stil, het ontspant cerebraal, staren is rusten en opladen tegelijk, staren is even helemaal niets. Staren is ultiem vakantiegeluk. Baby’s staren voor ze echt kunnen zien. Ze staren naar de randen der dingen om diepte te leren schatten. Drie dagen staren ze en dan pas zien ze het verschil tussen dichtbij en ver en gaan ze echt kijken. Dieren staren naar hun prooi om de afstand te meten, inschattingen te maken over jagen en vluchten en haalbare snelheid, de snelste weg van A naar B, van roofdier naar prooi, mathematisch bijna, ze staren om onnodige inspanning te voorkomen. Ik hoef niet te staren voor mijn eten (de chef beneden in het hotel bereidt mijn dis), ik staar voor mijn plezier naar den einder, de zon, de zee, ik staar naar een verlangen dat ergens buiten mijn bereik verborgen ligt. Ik staar de avond tegemoet.

Dan klinkt het vaak bruusk ineens ‘Hé, gaan we nog wat doen?’, door rusteloze reisgenoot die de kunst van het staren niet beheerst.
Dan een cocktail (of twee) en een licht diner.
Dan vroeg naar bed. 
En vroeg weer op.
En dat dan vice versa, een winterzonvakantie lang.

- Ivo Weyel -

Ivo Weyel (1955) is reisjournalist en schrijver. Hij schrijft over 'het goede leven' in binnen- en buitenlandse media. In maart 2018 verscheen zijn debuut 'Oorlogszoon'. Speciaal voor Silverjet heeft meneer Weyel een aantal colums geschreven.