Safari

Wordt het donker, wordt het stil op de Afrikaanse savanne. De prooi houdt zich gedeisd, het roofdier sluipt geluidloos naderbij. De acacia’s lichten wijnrood op in het laatste streepje zon. We hebben net gegeten in de lodge rond een knappend kampvuur, met vonkelwijn en spitgebraad, en nu gaan we kijken hoe de natuur aan tafel gaat, bij nacht en ontij, eten en gegeten worden, rauw en zonder tafelmanieren, elkaar verslindend. De safari-jeep is open, met banken die als een tribune trapsgewijs omhoog gaan. Ik zit achteraan en bovenin, ik voel me master of the universe.
Vooraan, zittend in een buitenstoel ter hoogte van de motorkap zit Solomon die, gewapend met een felle toorts, de donkerte doet oplichten. Hij ziet dingen steeds als eerste en wijst ons erop, een stekelvarken on the run, een witte das, wat schichtige hertjes hier en daar, een slijmerige slang, een rare vogel op een tak, klein spul.
 
Dan stopt de jeep ineens. Motor uit. Het zacht ritselen van bladeren, het knappen van takken, het is niet de wind, maar olifanten die al etend van de bomen heel langzaam naderbij komen. De grote zware mater familias vooraan, de tantes beschermend om de jonkies heen, hun slurven vendelzwaaiend van links naar rechts, ze zijn zo dichtbij dat we het zweem van groenblauw in hun kleine kraaloogjes kunnen zien, de lange wimpers als van kokette dames.
Ik zag het al duizendmaal op televisie en film. Maar life is niet te vergelijken. Vooral de rust en stilte van de tred van zulke kolossale dieren maakt indruk, de wilde geur, het droog neerploffen van hun poep, groot en rond als kanonskogels. De spanning van het onvoorspelbare, ik ben kijker en medespeler tegelijk. Ik houd mijn adem in.
 
Geduld is het geheim van de natuur. Ik schud de hectiek van alledag van me af, als een slang zich ontdoet van zijn huid. Safari is niet als op tv, van hoogtepunt naar hoogtepunt, van leeuwen die altijd hun prooi te pakken krijgen vlak voor de lens van de camera.
Het is met kloppend hart in stilte rijden tussen bomen door en over open vlaktes, verwachtingsvol als een kind op Sinterklaasavond.
Dan een giraf ineens vlakbij. En dan nog een en nog een. Giraffen hebben niet alleen de langste nek, maar ook het grootste hart van alle dieren, weet Solomon. Ze schrikken ergens van en rennen weg, elegant als balletdansers, vertraagd lijkt het wel, met sprongen die de zwaartekracht lijken te tarten.
 
Een luipaard in een boom, hijgend rustend van de jacht, het bloed nog aan zijn kaken.
Een roedel hyena’s, staand starend, hun blik verlamd in het licht. Ze hebben een slechte naam, aaseters, uitvreters, terend op andermans prooi, maar ze zijn juist beschermend en zacht, zegt Solomon, familiaal als haast geen ander dier, zorgzaam voor elkaar, sociaal en trouw tot in den doet. ‘Mes animaux préferés’, zegt Solomon, zijn lievelingsdieren.
Hij komt uit Senegal, vandaar het Frans.
 
Terug in de lodge is er de sterrenhemel als in een sprookjesboek, en nog wat vonkelwijn. Foto’s heb ik niet gemaakt van de safari, want flits schrikt dieren af.
Dan een filosofische inval: waarom moet alles tastbaar zijn? Waarom een foto als bewijs?
Ervaringen worden herinneringen. Dat gaat vanzelf. Bewezen psychologisch feit is dat de mens gelukkiger wordt van herinneringen in zijn hoofd dan van spullen in de hand. Aan spullen raak je gewend, die zie je regelmatig, het geluksgevoel slijt daardoor. Herinneringen maken we juist steeds mooier dan ze waren in het echt, dat is de mens eigen, omdat ze eenmalig zijn. Ze groeien in de bewustwording van ons welzijn. We houden ons daarmee een beetje voor de gek, maar het is nou eenmaal zo.
Dat geldt zelfs specifiek voor herinneringen op reis. Ook dat is een bewezen feit.
Dus koop volgende keer geen bank of jurk of nieuwe fiets, maar ga op reis.